Category: Verhaaltjes


canon big 047Rare naam? Zomaar boem op m’n scherf (de schermen moeten nog uitgevonden worden

alweer iet nieuw, zoiets als een pyramideachtige exploslosie te zijn? Raar in deze tijd.

Witteke, Kashmir, ga seffes eens zoeken of er niet toch een foto van onze Sloeber, Loup, maar we spraken dan Loe, Piewie, Petrolleka, helaas verongelukt, zoals Pitou, Pytagoras; Pitou, sjwiiiééééééét (proberen fonetisch te fluiten), Er zal zelfs wel ergens iemand da eens als in aquarium die ze voor zich zien. Menne Sloeber, Loupe (heb nooit een betere psychiater gehad dan die kat) Tullemie is meer het psychologishe. Die laat me dromen zien…. die’k morgen of volgende maand kan zijn. volgend jaar zelfs, maar ze neemt me ook mee in haar dromen die’k haaar moet helpen dromen. Bijna zoiets als dat van … zo’n ondergrondse en inbomige vrucht die zich zich tot een bol te, redelijk houtachtig zo te zien en te voelen. En rolt die bol naar een -berg en dal makende … verandering….? Sta hier ineens pootje te baden in de zee in december? Nooit geprobeerd? Doen. Tout simplement le fair, mais vraiement la vérité.

shuipzuiten
reizen
ruimte
tijdno time
nergens heen
overal
nooit geweest

ooit geweest
nooit gezien
gedeeld
verslonden

ogen
mond
oren
vogelgefluit

verworden
verdorven
door ’t leven gehard
uitgevlakt

nooit meer
nooit neen nooit
liefde is illusioneel
liefde is een mensenscheet

een hartstocht
uit begeerte geboren
nergens ontstaan
liefde

buitenecht’lijk kind
liefde
haat en begeerte
liefde
schuld van all’s

liefde rottigheid
liefde dikke kloten
liefde weggegooid
liefde

liefde
oorzaak van pijn
genot en vrees
reis liefde rijs

Eenzaamheid, Meerzaamheid

Het is weer lang geleden dat ik de toetsies nog ‘ns aangeraakt heb, buitenom om naar de sexy meisjes op het net te kijken. Maar welke man doet dat niet? Hier zit ik nu voor het venster van de wereld, en toch voel ik me zo eenzaam, zelfs als het kot hier vol mensen zit. eenzaamheid is gewoon de winter inhet hart, en zoals de winter komt en passeert, zo komt ook de zomer en … Daarom alleen zou ‘k definitief naar Afrika willen vertrekken, voor al die lieve glimlachen, voor al die vreugde ondanks de miserie. Maar ik zit hier vast met een berg schulden die ik met een bulldozer nog niet aan de kant geschoven krijg. En m’n longetjes, door het jaren roken en blowen kan ‘k’t klimaat misschien niet meer aan. Maar liever daar sterven dan hier levensloos rotten. Mis mn familie daar. Sorry, moet stoppen met schrijven want mn ogen zijn te betraand
Gewapend met paraplu gelukkig alleen maar als steunstok met steun van De Lijn ten andere landen getrokken in mn speurtocht naar een tweedehandsversie van een boek van Louise L Hay, in de verkeerde boekhandel gezocht waarschijnlijk. Donderdag Hasselt proberen. Als pijn van vandaag morgen geleden is. Wie gaat er ook op een regenachtige dinsdag namiddag twee bussen staan te missen op zoek naar een boek. Één Titel van die schrijfster gevonden. Een nogal dun ogend roze kafje met "leer je eigen lichaam lief te hebben", of zoiets. Wil eerder leren het te verlaten. Heb wel andere zwaar wegende titels gevonden die me aanspraken. Al op het gelijkvloers. Heb daarna nog ganse winkel uitgepluisd … En op pc laten zoeken. Niet bij hun in Maastricht blijkbaar. Je merkt blijkbaar wel een verschil tussen vlaamse en nederlandse intreresses.
Een geluk dat het net regende toen ‘k vanmiddag hier op m’n kot in Sintuije vertrok. Kwam op het idée van die overlaatst in een station ergens onderweg gevonden paraplu mee te pakken. En gelukkig niet zo’n plooiding. Moet er met m’n rood-groene pet op een manke stijve poot en een wandelparaplu uitgezien hebben als een parodie op dat mannetje -Charly Chaplin-  dat zo’n honderd jaar geleden geleden een van de pioniers was van de stomme zwartwit films, dat net zoals luchtvaart en gemotoriseerd verkeer voor een nog steeds groeiende massa toegankelijk werd.
Tja, en en intussen hebben er enkele mensen zo’n schoenafdrukken -zoals ‘k nu aan rechtervoet nu ook zo’n gipsschoenje draag dat wel ergerns aan moonboots doet denken- op de Maan hebben achtergelaten. We leven intussen een ons overal omringend netwerk van kabels, micro-macro-midway-golven. We intussen overstelpt worden met een zo’n grote hoop info over wat er allemaal hier en ginder en aan de andere kant van de planeet en zelfs van het universum gebeurt.
Ja, ook niet zoveel jaren meer dan honderd geleden, was Maastricht nog een stukkie van België. En Voeren hebben we geweigerd mee aan de Hollanders af te staan. En nu roert het. Wallonië Vlaanderen. Maar héél stilletjes worden Limburgers, zowel belgische als nederlandse zich zich bewuster van hun onhafhankelijkhdswaarde te worden. De Republiek Limburg. Had zelf liever op een kleiner republiekje gehoopt. Een grote hoeve, een compound, een erf, een straathoek of een wijk desnoods. Zoiets als het oppervlak van de vleugels van vlinders, dat zich naar eender waar kan bewegen. Een republiekje, waarvan soms blaadjes van enkele bomen door de wind op de vreemdste plaatsen ter wereld kunnen terechtkomen. Maar Republiek Limbabwe lijkt me wel wat. Met zelfs Luik erbij natuurlijk. Libertyrijk dus. Libertyrijk dat overal ter wereld geldt in de omtrek van een limburger die zich eender waar ter wereld ook bevindt. En waar dus de Limburgse wetten gelden. Geen oorlog, geen honger en geen dorst in den omtrek, regelmatig goed bemesten, en niet teveel aandacht aan besteden. Zoals katten eigenlijk een beetje dus. ah, dan voeren wij de kattevlag, laat die vlamingen met hun leeuwen en die walen met hun hanen zich met hun eigen beesten bezig houden. In Limbabwe wonen Sutrakatten. Driekleurige mormels, ook wel lapjeskatten genoemd. Behalve de katers, die worden meestal de avond ervoor vooraf gegaan door roze olifantjes. Met een wandelstok. Of op skates, en zelfs zwevend.
Dus in Limbabwe hebben we vrijheid om overal rond te zweven en te zwermen, zwalpen, zwammen op zagemeel kweken, en nog vanalles wat honderd, allée twee-driehonderd jaar nog overal gewoon de gewoonte was. Nog nooit iets over legaliteit of illegaliteit gehoord. Familienamen is iets wat Napoleneon uitgevonden heeft, dacht ik? Maar m’n enceclopedistish geheugen kan er niet zometeen een andere naam of tijd opplakken.
Maar tot voor een halfjaartje heb ‘k aan de kanten van Gent gewoond, waar Keizer Karel nog geboren is. Lopen samen met de bruggenaars al sinds 1302 met goeiendags de fransche lelies achterna. En is er ooit een vandaal, de Dikke Van Dale z’n familie overigens die goedendag verkeerd vertaald heeft met iets wat lijkt op een ijzeren bol met pinnen aan eeen ketting en een stok. Denk ik.
En om over die twee enige boeken die ‘k uiteindelijk gekocht heb vandaag, en die had ‘k de eerst vijf minuten al gevonden, waaronder het allereerste boek dat ik zelf ooit van Stephen King gekocht heb. In z’n verdacht veel voorwoorden herhaalt hij dat dit boek volledig spontaan autobiografish is, tot op de vijftiende bladzijde de rest van z’n verhaal begint. En een ander boek van Bernard Jacoby bebint met als eerste hoofdstuk " HET BEWUSTZIJN BESTAAT ONAFHANKELIJK VAN HET BREIN" Iets confronterends denk ‘k. Ah, schrijver geldt als de belangrijkste thanatoloog van Duitsland. Donderdag ga’k zowieso naar Hasselt, daar is ook een Sleghte boekhandel. Die éne bepaalde boek zoeken: "Je kan je eigen leven helen", en misschien ‘ns kijken welke humor de belgische limbabwanen te bieden heb, voor ‘k uitbreidingsgewijs naar meer westelijke of noorderlijke De Sleghte’s bezoek. Spiraalsgewijs. Een kwart ervan toch.
Maar niet meer op m’n gipsen pootje. Behalve overmorgen in Hasselt, want daar hoef ‘k niet zover te lopen, en eventueel er een nachtje over doen om uit te rusten voor de terugreis naar deze appelhoofdstad van Sutraland, de Replubliek waaraan ikzelf ons Tullemie als strooien-poppen-kat als Presidente van de replubliek Sutraland. Het eerste dier als leider, leidster in Tull’s geval, van een zelfstandige, onafhankelijke Republiek met haar eigen grondwetten en zoals reeds gezegd mijn driekleurige straatkat die bijna zo breed is als ze lang  is als gemachtigde en representant voor de Limbaabwaanse Republiek, kortweg: Tullemie Ptolemea , de regeneratie of reïncarnaite van van een egyptishe bezetter van het toendertijd nog niet bij name genoemde grondgebied dat later door de galliërs, en daarna door de romeinen en toen door de hunnen en de noormannen bezet geweest is en toen door de spanjaarden en de oostenrijkers, hollanders hebben hier gezeten (ben er verdomme nog geboren op de koop toe, in Holland), duitsers een paar keer, en nu zijn we ingenomen door een mengelmoes van kapitaalbezitters die via de zogenaamde "vrije-markt-economie"  die ons als slaven geketend hebben door een overdaad aan luxe.
Heb onderweg in de bus zitten dromen over een land dat z’n gepensioneerden exporteert als lieve brave suikernonkels en tantes en tantes naar derde-wereld-landen, en wij ontvangen ook graag met open armen hun zieken en hongerigen om hen er terug bovenop te helpen. Al die ouwe peekes hier content dat ze ergens naar azië, afrika of zuidamerika mogen met behoud van hulle volle pensioen aangevuld met enige materiele steun, geleverd door onze oveheid. En alle afrikanen die willen mogen naar het "rijke" komen, want zo zouden we er eventueel aan kunnen denken om héél Afrika in een door de Unesco beschermd natuurgebied wordt, en alleen nog bewoond zal blijven aan hen die zo wijs zijn daar te blijven wonen. Dat er dan al eens zo’n oudje door een leeuw of een krokodil opgegeten wordt, ach ja, hij was al 97 jaar en begon de laatste tijd veel last van zijnen ouderdom te krijgen. God hebbe z’n ziel, en alweer een wild beessie dat ff een lekker vette maaltijd gehad heeft. Safarie in de vierde en vijfde dimensie. Het opnieuw geboren worden. De Finale van het Grote Vuurwerk bewonderen, en bij het volgende applaus begint alles weer te wriemelen en te leven, van voren af aan, vanaf de Big Bang, en waarom het een volgende keer eens niet vrede laten gebeuren, geen agressie en pijn en verdriet meer. Geen honger noch ziektes noch dood, noch drang naar macht, rijkdom of overwicht, geen afgunst en jaloezie. Ofwel proberen te tijd achterwaarts te laten draaien en ….
Het is over drieën ’s nachts, en onsTullemie is me al een paar keer komen aan m’n rug krabben om te zeggen dat het tijd om te gaan slapen is. Tijd om haar als verdedigster van de vrede en de vrijheid te trainen in gevechtstechnieken tegen de Bedmuis. Gewoon ff met mn nagels aan de lakens krabben, en ze komt vierklauwens op die muis gesprongen, duikt zelf alsof ze een mol in een mollepijp aan het vangen is een stuk onder het deken, tot ze ontdekt dat het mijn hand maar is die k onder de deken beweeg. En telkens trapt ze erin. Maar ja, ze is ook vijftig jaar jonger dan mij, m’n kat. Maar vannacht luister ‘k heerlijk met de koptelefoon op naar wat er uit mn uitgebreide verzameling maar te binnen schiet. Zoals nu Buenos Tardes Amigo van Ween.
En het boek over een troostrijk perspectief bij plotselijng overlijden en suïcde ligt hier halfopen voor mij. Die knal erna, dat bruisend voorwerk, gevolg door Hurt van Johnny Cash, en dan Turn the Page, woesh, naam ontschiet me, ben blij dat er verse thee naast me staat en geen fles Jack Daniels. En de koptelefoon dreunend luid op mn kop. Waar blijft mn moeheid weer vannacht? Tenzij de Duivelsverzen probeer verder te lezen, want dat bek heeft me nog niets gedaan dan verveeld. Dan kan ‘k beter een ouwe Brusselmans herlezen. Of anders toch maar aanbod van die serie boeken van Ernest Claes aannemen? En lekker tijdloos deze maand doorkomen, dan begint het ook terug langer licht te worden. Mn gipsie mag er over enkele weken af. Kan ‘k eindelijk beide voeten eens in een lekker warm bad onderdompelen. En lekker aller er uit laten doorbloeden. En een beetje krabbelen, hen totnutoe nog niet de neiging gehad om op zoek te gaan naar een breinaald of iets dergelijks. Maar wel naar condooms om te zien of ‘k er zo geen over m’n gips met sok erover getrokken krijg zonder dattie gaat lekken, maar misschien zijn ze over hun datum? Hoe lang blijft dat goed zo’n latex dingetjes? Heb vroeger van ouwe soldaten horen vertellen dat ze die dingen over de loop van hun geweer moesten trekken om het beschermen tegen binnendringend zand en water? Amai, ben al blij dat er dan no geen bajonet aan de uitgang van m’n gips staat. Hoewel, toen ik daarstraks bij het verversen van m’n kouwe door een op de chauffage voorverwarmde sok, merkte weer op hoezeer m’n teennagels op klauwen beginnen te gelijken, en hoe meer haar er op de bovenkant van mn voeten en tenen begint te groeien? Ben al blij dat ‘k m’n eigen rug niet kan zien, aan de achterkant heb’k een soort radar. Maar die radar zal niet veel meer betekenen als het waar is wat Tullemie me verwijt, en dat is dat ‘k Alzheimer heb, en vereten was nog niet zolang daarvoor eten gemeend gegeven te hebben. Vier uur, ga slapen Yakke, neem uw twee boeken mee, een glaasje water voor m’n inslapertje tegen dat’k moe gelezen ben, om dan te maken dat ‘k voor negen uur terug uit mn nest ben en al met een lekker koffieke in mijne zetel lig te tekenen of te lezen, en dat Tullemie al te eten heeft gehad, want tegen dan komt Josée van hieronder inspecteren of alles n orde is, en ze op haar gemakske een koffieke kan gaan drinken op de markt, op het één of ander verwarmd terras. Tja, kwestie van er geen gewoonte van te maken dat tegen dat ‘k opsta mn afwas gedaan, mn asbakken geleegd, Tull haar eten al gehad heeft, en ik alleen maar op het knopje van de waterkoker, een tas met een lepel Nescafe en drie klontjes suiker erin staat ernaast. Heb verleden week een voorraadje honing aangelegd, en eigenlijk drink liever mn koffie met honing, en een klein beetje chocola. Maar kan dat toch niet gaan vertellen hé? Maar na halftien kan ‘k nog een pitje maffen tot kort voor één uur. Kan ‘k ff naar het nieuws kijken om te zien of de wereld nog niet vergaan is, zal zo meteen ‘ns in China checken of de nieuwe dag daar al begonnen is. Ach, nee, ga vandaag niet meer online. Vannacht bedoel ‘k. M’n lijf roept erom om horizontaal te mogen liggen met mn voetje omhoog. Zal morgen wel zien of k ga vertellen of die dag inderdaad begonnen is en eventueeel toch minstens gepasserd. Half vijf, als ten achten wil wakker worden van hoog water, moet ‘k nog drie glazen en een half water drinken.En een banaan eten, wan heb buiten de koekjes bij de koffie vandaag, gister dus niets gegeten. Heb gelukkig geen honger, en morgen, straks dus duurt het toch weer tot ver na zonsondergang dat ‘k aan de ene of de andere hongerimpuls toegeef. Kan nu de muziek ff niet afzetten wegens dat wondermooie pianospel van Cat Stevens met Sad Lisa. Anyway, heb al twee volle glazen binnen, water. Nu die banaan nog zonder mn hele toetsenbord ermee te bekladden.

Intussen al helemaal woensdag geworden, kwart voor drie, namiddag. Nog voor ‘k een drietal uurtjes geslapen heb waren de werkmannen hiernaast al met veel kabaal hun dagtaak begonnen. Zou zo meteeen een siëstatje houden, ware het niet dat ‘k mn bioritme in de donkerste tijd van het jaar helemaal ga ontregelen. Heb toch al een chocomousse ontbeten. En twee koffies met honing en chocola. En een paar tikfoutjes proberen te verbeteren in het vorige nacht getypte. En er aan proberen te denken dat mensen liever leuke dingen lezen, over m’n avonturen op een oppervlakte van dertig vierkante meter met een rasechte straatkat die tevens President van de Republiek Sutraville, het alleen via de volledig omringende Republiek Limbabwe bereikbaar. Buiten een klein lek naar Vlaamsch-Brabant richting Tienen-Diest. Maar daar staat het vol bietenvelden en zijn de wegen constant door langzaamrijdende traktoren die hun lading suikerbieten naar Tienen en Oreye brengen. Daar waagt geen redelijk denkend mens zich doorheen. Honderden verkeerslichten en ronde punten en wegomleggingen maken het zo goed als onmogeluk om Sutrastad met slechte bedoelingen te bereiken.
De Dame, Mevrouw de President van de réreplubliek Sutraland komt net mededelen dat het buiten koud is, ten bewijze had ze een pels vol kouwe lucht van op het balkon meegebracht. Ze zo graag willen dat ‘k Haar een trapje naar het veluxraam teken, met een uitkijkkoepeltje, zodat ze vandaar kan uitkijken naar wat er aan de oostelijke zijde van m’n appartement allemaal te zien is. Eigenlijk staan die ramen een beetje hoog, zodat je op een stoel moet gaan staan om een beetje zicht op buiten te hebben. Maar het is maar een mooi torentje en veel variaties van afwisselend blauwe en grauwe luchten die door een blijkbaar eeuwige wind voortgedreven worden, om zich ergens windafwaarts helemaal verder leeg te regenen of te sneeuwen, of het zich onderweg verzamelend om ergens, duizenden kilometers van hier de watervoorziening een handje te gaan helpen. Al maar goed dat we nog geen manier gevonden hebben om wolken met buitenboordmotoren daarheen te sturen waar we ze wensen. Bedenk van al die koolstofuitstoot van al die buitenboordmotoren, en de geluidshinder. Onweders moeten zich voortaan ook vooraf te laten gaan door sirenegeloei, dat door een kleine verandering bij de gsm-operatoren ook rechtstreeks via je gsm te horen zal zijn. Begeleid door een sms’je met de boodschap: Nehe von Aachen, ein blitzeinslag, abstandt 58 kilometer. Keine Panik!
Vanwaar ik al die dingen weet? Als ik Ptolemea, Keizerin van Sutravia regelmatig op tijd een verse portie hapjes geef, en ze daar vet als een boeddha voor het open raam naar de duiven hiertegenover op het dak kijkt. En zich mediterend een weg baant naar mijn bewustzijn, voornamelijk naar m’n onderbewustzijn, maar steeds meer wordt evan bewust. En me verhalen vertelt die ze hoort vertellen in een voor ons onhoorbare frequentie die ook door geesten en ongeborenen wordt gebruikt. Hoe komen idéeën soms in iemands hoofd? Hoe komen sommige linken tot stand? Of zouden idéeën zich ook per scooter verplaatsen, als pizzerialeveranciers?
.

Sutrakatten

 

05/09/08 09:03:27

vijf september tweeduizendenacht. negen uur in de morgen.

SUTRAKATTEN,

een klein woordje uitleg. Een Sutrakat is een kat van Sutra. Sutra is de hoofdstad van een klein eilandje in de wouden tusschen Aantwaarpen, Broussehel, Bastogne, Keulen en Roermond. Zo’n eiland in een woud (al den niet oer-) wordt soms ook een hasp, of een gauw genoemd. Zo ligt er aan de andere kant van het woud in de richting van Parijs een ander gauw: Henegauw. De Gauw van zij die destijds zijn heengegaan naar de lichtjes van Parijs, en de lichtjes van de Waalschen Industriële Revolutie voor die van Parijs aanzagen en zich dus in hun Hene(n)gauw vestigden om er aldaar proberen appelen uit de grond te kunnen oogsten ipv zoals het hier de traditie is aan bomen. Al dan niet laag- of hoogstam. En aardbeien, ja, dat tot daartoe. Maar aard…appelen?

Maar terug dus naar Sutra en de Sutrakatten. Deze kattensoort wordt vaak aan de bosrijke randen van Haspengauw geboren. Verder komt Kamasutra, de koning van de katten van Haspengauw niet. Aan de andere kant van Broussehel heerst naar het schijnt Kamagurka, en Brusselmans, en blijkbaar doen die “het” met elkaar want aan gene zijden van de Haspengauwse wouden wonen niet zoveel katten. Misschien (maar heb nu ff geen tijd om dat op het internet te gaan uitvogelen). En zeker geen sutrakatten.

Één van de redenen waarom de Henegauwenaars destijds naar Parijs wilden vertrekken, was vanwege het stuifmeelgehalte in de lucht, vanwege de traditionele appel- en aardbeiteelt. En sommige van die stuifmeeltjes zijn licht tot matig bedwelmend, en geven aan de katten hier een heel bijzonder eigenschap. Alleen aan kattinnen, want Kama, de sutra van Sutra is en blijft ’n snul van een kater. Bij de mens daarentegen heeft dat stuifmeel wèl uitwerking bij zowel mannen als vrouwen. Tenminste bij hen die het lezen machtig zijn. Of analfabeten hebben die stuifmeeltjes ook geen uitwerking. Maar op de kat hier in huis is de uitwerking katastrofaal. Dat komt me ’s morgens voor acht uur al eens testen hoe diep ik nog slaap, rrrrr rrrrr rrrrr en met haar poot aan mn neus voelen hoe lang het nog duurt voor ze eten krijgt en de venster openmag. Dan het voortdurend gemekker over haar eten dat de éne keer uit een mooi bruin bordje moet komen en de andere keer uit een handgemaakt kommetje dat m’n dochter speciaal voor haar uit Nice heeft meegebracht. En de discussies die ze voert over de juiste temperatuur van haar eten, of over de foto op de verpakking ervan.

Heb uiteindelijk haar grootste vijand in het midden van de kamer gezet. De stofzuiger. Het enige waarmee ‘k me tegen haar kan verdedigen. Dat wapen heb ‘k een paar weken geleden moeten komen toen m’n Sutratullemie me wou dwingen om haar toe te laten met haar nagels langs m’n rug omhoog naar het dakraam te kunnen klimmen. Sinds de aanschaf van die stofzuiger is er ook weer een nieuwe discussie op gang gekomen. Over de vloerbedekking, en de stoffering van het meubilair. Madam wil een vast tapijt van sutrakattenhaar, en ik hou het liever bij een gemakkelijk dweilbaar vloertje. Alhoewel, droom allang over een zalig tapijtje. En Tull ook, waar ze heerlijk haar nagels kan inklauwen. Maar dan moet ‘k dagelijks gaan stofzuigen, met als gevolg dat m’n kat nog meer moet eten om meer kattehaar te kunnen produceren, en ze nog sterker wordt. Het evenwicht is nu al maar nauwelijks in balans. Ze heeft me zodanig onder de knoet gekregen dat ze elke beweging van me onder controle gekregen heeft. Zo wil ze nu op dit moment dat ‘k zitvlak van m’n stoel verhef om haar buikske te gaan aaien.

En tegelijk fottoke te nemen. En direkt op schijf zetten en tegelijk in dit document. En alzo verhinderend dat ik ff m’n kot zou verlaten om snel naar de winkel te gaan. Mijn kat heeft me gehypnotiseerd om over de Sutrakatten te schrijven. Al sinds enkele jaren stuurde ze me al dromen over een omgeving, een streek, huizen en kastelen en bossen. En nu ‘k sinds enkele maanden verhuisd ben naar het eiland Haspengauw, meer bepaald naar Sutra, herken ‘k in de streek steeds meer plaatsen uit die dromen die ze me al zo lang stuurde. En nu, onder invloed van dat rondvliegende stuifmeel uit de voortdurende produktie van boomappelen (de walen halen kolen uit de grond en henegauwenaars schijt patatten) heeft m’n kat -die inderdaad aan de rand van de haspengauwse wouden geboren is- hier in haar appartement helemaal de macht overgenomen. Haar appartement want m’n kat was hier al een paar maal op vakantie geweest, toen hier nog een paar andere kastaars van Sutrakatten zaten (Yagos en Xantos). De stofzuiger staat nu al sinds gisteren als een vermanende vinger op acht of zeven armlengtes van hier, en soms heeft Tullemie het vermoeden dat die stofzuiger een vermomming is van Yagos of Xantos. De wasmachine is ook een verdacht object voor haar, een tv waar je steeds dezelfde zakdoek of sok ziet voorbij het venstertje komen. En dat maakt zo’n lawaai en begint dreigend heen en weer te dansen. Maar dat was in Gent al zo. Maar toen had Tull haar speciale krachten nog niet. En ik durf er niet teveel over te schrijven want ik weet niet of ze misschien wel kan lezen, en zelfs typen? ‘k Zou niet willen dat zij over mij dingen zou gaan schrijven. Over hoe weinig en slecht eten dat ze van me krijgt, over hoe weinig ik konstant balletjes over de vloer rol zodat ze er kan achteraanrennen. Slippend op de stenen vloer. Als een tekenfilmfiguur. Dat er nog geen mat ligt.

 
Yakco Dedju
Fluittketelstraat (zonder mummer *)
(geen postnummer *) Dorp Zevenhonderdachtenvijftig
Zondernummerland
Bloebloegaga
 
*) Wij kennen hier op Bloebloegaga geen nummers. Getallen wel, we kunnen rekenen en tellen en raadselkes oplossen, maar dingen zoals huizen, maanden, dorpen, telefoons, dagen, mensen, bankrekeningen (die hier trouwens niet bestaan), kleding en noem maar op, hebben geen nummers.
 
Dorp Zevenhonderdachtenvijftig, 23 September 2009
 
Gegroet aardlingen,
 
                                                                                                         neeneen, versta me niet verkeerd, aardwormen, noch aardbeien heb ik vernoemd, trouwens nu ik ondervonden heb hoe snel de intergallactische post wel is, heb ik besloten jullie eens onze beroemde bloebloegagabeien te laten proeven. De bovenstaande datum die hierboven staat is de datum die het bij jullie nu is. Maar vermits de facteur er lets meer dan tien jaar over doet om van bij jullie tot hier te fietsen (bij wijze van spreken) kan ik spijtig genoeg niet te weten komen wat er nu op aarde allemaal gebeurt. Jullie briefje heeft me pas deze morgen bereikt. De facteur vertelde er nog bij, na z’n intussen grijs geworden snor wat bijgesnoeid te hebben (wat denk je, hij had net als ik destijds, ook vergeten z’n scheergerief in te pakken), dat toen hij terug naar hier vertrok er bij jullie een grellige oorlog op uitbarsten stond, in Europa nog wel! En de Russen deden er nogal vies over. Vreemd, ik ben toch pas twee jaar later op aarde vertrokken, en er was me toch niets speciaals opgevallen? Maar ja, Bloebloegagaianen kennen het begrip oorlog niet, en een mens past zich zo snel aan. Neen, ik leefde de laatste jaren zo met het gedacht dat het er op aarde net zo vredelievend aan toe ging als hier. Ja, ik was wel niet vergeten dat ze daar altijd wel ergens aan’t badderen zijn, maar zoals gewoonlijk; de pijn en de miserie vergeet men `t snelste. hopelijk valt het voor jullie nog allemaal een beetje mee. Voor zover ’t nog helpt, zo tien jaar later, ik duim alvast voor jullie. Jullie waren altijd fijne mensen vond ik. Spijtig dat ik zelf niet meer terug kan, Anneloes en haar vriendinnen zouden me direct komen zoeken en dat zou wel es mijn beste dag niet kunnen zijn. En hoe geshockeerd zouden die wel niet zijn als ze ontdekten van welk een onderontwikkelde en gewelddadige planeet ik wel afkomstig ben. Alhoewel, ze zouden dan met hun eigen ogen kunnen zien dat die zogenaamde science-fiction verhalen die ik hier regelmatig schrijf om mezelf enige luxe te verschaffen, helemaal geen leugens zijn. Jaja, sinds ik met Loes getrouwd ben is mijn vreemdelingen­uitkering die ik voor m’n huwelijk maandelijks ontving, weggevallen. En zo’n vetbetaalde job heeft m’n echtgenote nu ook weer niet, zodat ik om de eindjes aan mekaar te kunnen knopen wat bijverdien met verstelwerk en het publiceren van een serie verhalen. Hier in’t dorp is algemeen geweten dat ik een sterrenreiziger was die van een andere planeet gekomen is. Maar er is hier geen kat die gelooft dat wat ik in feite over mijn geboorteplaneet schrijf, ook op waarheid berust. Een planeet waar mensen op grote schaal elkaar afslachten, zoals het er bij jullie destijds aan toe ging, is hier gewoon onvoorstelbaar. Het is niet dat ze op Bloebloegaga geen agressie en geweld kennen, dat wordt hier eigenlijk alleen maar als ontspanning gebezigd. De grote attractie op de jaarlijkse kermis hier in ’t dorp bestaat eruit dat allen die er zin in hebben, net zoals bij jullie tijdens een kuskesdans, zich in een grote kring opstellen en dat ieder op haar (of zijn) beurt een partner uit de kring haalt en naar hartelust elkaars tronie inslaat. Een lol dat ze dan hebben! Affein, `k kan `t wel snappen dat jullie me niet geloven als ik jullie bericht over het leven op Bloebloegaga. Dat moet jullie even raar in de oren klinken als de verhalen die ik schrijf over de zogenaamde planeet Gloegloebaba (het pseudoniem dat ik hier gebruik voor de planeet Aarde) voor de Bloebloegagaianen. Maar net zo gek en ongeloofwaardig de dingen ook voor jullie lijken die ik jullie vertel over Bloebloegaga en de Bloebloegagaianen, even zo gek en ongeloofwaardig vinden de Bloebloegagaianen de verhalen die ik schrijf over Gloegloebaba. De planeet waar ze veel gloegloe doen, zuipen en begaaien dus. Jullie zullen wel weten wat ik met begaaien bedoel zeker, degenen die me destijds (ach ja, voor jullie is dat nu (shit) ver verleden tijd) gekend hebben, weten wel wat begaaien voor mij betekende. En -baba staat voor wat de gevolgen van dat begaaien zo allemaal kunnen zijn, zoals kotsen, koppijn en een gat in de financien. Soit, dat zijn zo onder andere van die verhaaltjes die ik hier vertel. Met de nodige korreltjes zout natuurlijk. "Helga, breng nog eens ne kamion zout!" Ai, nu heb ik mezelf verraaien. Shit. Helga is zogenaamd een vriendin van Loes, maar die laatste mag niet weten dat H nu hier is, aiai. Maar neen, serieux nu, ik kan het me niet veroorloven de dingen die ik over m’n leven hier schrijf al te zeer aan te spekken. Want ik ben pas over dik anderhalf jaar verder dan jullie huidige nu vertrokken, op nieuwjaarsdag 2001. Het kan zijn dat het bij jullie toen nog oudejaarsavond van ’t jaar 2000 was. En ik heb er nog geen ganse zes jaar over gedaan om naar hier te komen, bijna aan de andere kant van ’t heelal dus. Maar ik moet ergens op een verkeerd knopke geduwd hebben, want de fakteur die pas bij jullie geweest is heeft er meer dan tien jaar over gedaan om van bij jullie tot hier te reizen. En die is onderweg nog nergens gestopt! En stel nu dat jullie ooit een reisje naar Bloebloegaga maken, en op een verkeerd knoppeke duwen zoals ik dus waarschijnlijk ook gedaan zal hebben, dan zouden jullie hier aankomen nog anderhalf jaar voor ik hier aangekomen ben (in totaal heb ik zo’n anderhalf jaar op verschillende andere planeten doorgebracht in de hoop iets bewoonbaars te kunnen ontdekken). En dan zouden jullie je toch maar vies bescheten, belogen en bedrogen gevoeld hebben als ik jullie al te veel blaasjes zou wijsmaken over Bloebloegaga. En over Gloegloebaba kan ik hier ook niet al te veel zout strooien, want onze facteur zal geregeld m’n brieven op Aarde komen bezorgen. Jaja, ik weet welke vraag er op jullie lippen brandt: Hoe kan die facteur in 1998 of ’99 of zoiets op aarde arriveren als ie eigenlijk pas 10 jaar later vertrekt en er nog es 10 jaar over moet doen. Simpel. Hier aan deze kant van het heelal bestaat een voor jullie nog onbekende natuurwet: als je ergens ver weg moet zijn, reis dan de eerste helft achteruit, de tweede helft vooruit en je arriveert op hetzelfde moment dat je vertrekt. Had je er allang moeten zijn, reis dan helemaal achteruit, of grotendeels. En als je er later pas moet zijn, ga dan gewoon vooruit, desnoods te voet. Dit achteruit ergens naar toe gaan kan soms wel verwarrend werken, het is al voorgevallen dat hier vrienden van ons arriveerden om een weekendje te logeren, alleen, ze hadden de hele weg per ongeluk achteruit afgelegd en arriveerden hier een week voor we hen leerden kennen. Hier op Bloebloegaga zijn de mensen er aan gewoon om regelmatig vreemden in hun huis aan te treffen die dus gewoon een weekje of soms slechts een paar uurtjes te vroeg arriveren. Dat heeft ook grote voordelen: als je huis in brand staat, bel rustig de brandweer, en die komen aan nog voor het vuur uitbreekt. Wat wel nadelig aan dit achteruit reizen is: laatst gingen Loes en ik naar de begrafenis van een van haar nichten aan de andere kant van Bloebloegaga, toen we er arriveerden bleek haar nicht nog niet verongelukt te zijn (dat komt ervan, een beetje friemelen en spelen onderweg en dan vergeten vooruit te gaan). Dus heeft Loes met haar motorfiets haar officiele overlijden maar even geregeld. Zo gaat dat hier op Bloebloegaga, als je te vroeg op de begrafenis van een vriend verschijnt moet je er ook maar voor zorgen dat die begrafenis kan doorgaan. Affein, ofschoon ik hier al een drietal jaren woon blijft dat achteruit reizen voor mij nog steeds een weirde bedoening.
Mensen ginder, ‘k vraag me vaak of hoe ’t jullie daarboven afgaat: Vele nachtelijke uren breng ik door met naar de sterrenhemel te gapen in de hoop jullie zon ergens te ontwaren. Vergeef me dat ik niet al jullie namen onthouden heb maar ik groet jullie allemaal! Iedereen! Ook die belgische Indiaan die daar ergens aan de Noordpool veranderde in een "Belgian Viking", hoe heette dat land nu weer? Friskoland of zoiets? Zelfs diegenen die ik in die dolle jaren rond de eeuwwisseling heb leren kennen wil ik graag bij deze groeten. Jaja, ik heb nieuwjaar tweeduizend al meegemaakt, al was dat nog niets vergeleken met wat er een jaar later allemaal gaande was. Het leek wel of jullie hele wereld gek geworden was. Bloed, brood en spelen. Wat een zatte boel was dat! Nog erger dan oudjaar 1999. Goed dat ze hier geen nieuwjaar vieren. Alleen maar fluitketeilkermis.
‘k Weet dat ik nog belange na niet alles verteld heb over wat ik hier allemaal beleef, daarom zal ik zogauw ik een nieuwe facteur vind om naar de Aarde te reizen nog wel nieuwe dingen verzinnen. Als ik niet te verward ben door de Kacatuten, van die bloembollekes die elk voorjaar over onze hofpad kruipen. Volgende keer zal ik daar wel lets meer over vertellen. ‘k Moet nu gaan werken in ’t cafe, de vrouwen hebben zo dadelijk gedaan op de traveau, en dan witlen ze eerst een stuk in hun voeten zuipen voor ze thuis hun venten gaan aframmelen.
Salut, gebaait , shit, begaait u niet teveel, groetjes.
Groeten aan allen en alle alien,
Yakco Dedju
Bereikbaar via ’t Wit Huis

 

P.S. ‘k’Mis jullie soms (te vaak), een briefje van jullie is meer dan welkom.
 

HARD GAAN

Hard is zacht, zelfs zachter dan zacht. Het woord "hard" begint al met een medeklinker die er evengoed niet had kunnen staan, dat is trouwens geeneens een echte letter vermits dan alle zuurstof ademende, op onze planeet levende wezens x maal per niet al te lange tijdspanne de letter "H" zou uitspreken. En waar zou die "H" dan voor moeten staan? Hoe spreekt men "H" uit? Jawel! Inderdaad! Hasj. Dat zou dus betekenen dat de gehele mensheid alleen al zo’n drieduizendzeshonderd miljard keer per uur de letter "hasj" zegt?

En hoe dikwijls hoort men niet vanuit een toilet, of zo stiekem en stil mogelijk in de klas of tijdens een begrafenismis ineens "wiiiéét!", een hoog en benepen klinkende scheet? Zelfs onze reet lijkt over drugs te praten.

En dan `s nachts als men snurkt en smekt kan men dat

interpreteren als "H(e)RROOO…Wiiii..N(jam..jam) E(hhh)". Waar zijn we toch allemaal mee bezig? Moet ik nu werkelijk daaruit besluiten dat alle mensen dus in hoofdzaak alleen maar over drugs praten, dag en nacht, zelfs als ze andere dingen lijken te zeggen.

Maar wat ik eigenlijk zou willen zeggen is dus dat hard dus zacht is, omdat ook de letter "D" een zacht lettertje is, alleszins zachter dan een letter "T". Zelfs qua vormgeving is een letter D zachter dan een T. D Heeft twee hoeken, maar een T heeft benevens twee hoeken ook nog `ns drie uitsteksels. Eentje naar links en nog eens naar rechts en dan nog eentje naar beneden ook. Tenzij men de T ondersteboven schrijft. Maar dat wil zeggen: "de thee is op. Op. Af. De thee is af. De soep is klaar. De aardappelen gaar. Thee af. T. En na het drinken . punt

Hebben we nog het verschil in hardheid tussen een "R" en een "CH". Ch, ch, ch. Dat moet ik telkens weer herhalen, terwijl ik in een fraktie van een seconde een hele hoop "R"’s uitgesproken krijg. Uitzondering maak ik voor het troetelnaampje van mijn auto: RR. Ach ja, ik heb geen auto, rats vergeten. En een R klinkt toch zo zacht. Beneden de Moerdijk. Er boven klinkt dat meer als het afschieten van een mitraillette. Maar die kleine uitzondering daargelaten, err zijn oog zahagd zingende Nederlanders. Jaja. In Limburreg.

En als je heel hard "hard" zou roepen hoor je eigenlijk alleen maar de "A" als echoverwekkende klank. Daarom zit de letter A eigenlijk in het woord "hard". Vanwege de kapaciteit van "A" om .hard geroepen te kunnen worden. Probeer maar eens "Hird" te brullen. Neen, "Hiiierd" is eerstens al verkeerd en tweedens: het helpt toch niet. A is loeihard. Daarom ook overweeg ik om, als ik binnen afzienbare tijd de franse minister van "Blunders en Dwaze Zaken" ga worden, de A of te schaffen.

Tenzij die met een "Ademper" uitgesproken wordt. En mijne kameraad, zelf liefhebber van een stevige A notabene, zal dank zij door vriendjespolitiek verkregen subsidies een fabriek beginnen waar hij Ademers met ingebouwde A-dempers gaat produceren. Dus ademhulpstukken met een A-demper.

Volledig automatatisch, verkrijgbaar in verscheidene versies en met een zich snel uitbreidend gamma aan accessoires.

Zoals een ademer die i.p.v. zesendertighonderd maal per etmaal alleen maar de "hasj" uit te spreken desgewenst ook "marihuana, marihuana, .." kan zeggen, of "X.T.C., X.T.C., .." , of zelfs gewoon maar "speed, speed, speed, …".

Zelfs snobs kunnen aan hun trekken komen: ze kunnen hun ademer zo instellen dat die "amfetamine, amfetamine, …" zegt. En voor de totaal geflipten: "spa, spa, spa, …", daar gaan ze nog harder van. Keihard soms.

Ja dat heeft wel iets, die kei kan hard aankomen. Maar alleen als ie "echt kei- en keihard" is. Hard ijs. Ijskoud gewoon. Zo zie je maar dat lezen je niet alleen slimmer kan maken, maar ook oliedom. Zeker als je zo apestoned bent dat je begint te twijfelen aan de hardheid van hard.

Of aan de kaalheid van het woordje "kaal", waarvan ik jullie graag even zou willen laten geloven dat men kaal gewoon zo schrijft:” “ .Kaal dus,

niets.


Yakke de flitser

Vóór of voor het einde van de zomer. Hoe zomers, in stilte genieten van de voortdurend wisselende schilderijen van de wolken. Alleen onze geest ziet daar paarden, honden, boogschutters en God met een joint op z’n troon in. Hier en daar blazen we er zelf nog een wolkje bij. Registreren niet dirigeren, ondergaan zonder bijsturen. Drijven op leegte. In de leegte kun je niet vallen, en er is niets om tegen te botsen, de leegte is pijnloos. De wolken zijn pijnloos, enkel vochtig en koud. In de leegte is geen kou. En geen warmte. In de leegte kun je alleen je herinneringen meenemen, zelfs jezelf niet. In de leegte leven we reeds, het enige dat ons in dit Iets houdt is ons hart en onze ademhaling, en de ogen oren mond en handen die bij dit lijf horen. Eigenlijk zijn we allemaal al dood en zijn we allemaal in de hemel. In het Grote Internetcafé Den Hemel. En we mogen van God allemaal op de computer spelen, en spelen dan virtuele figuurtjes hier op Aarde. Maar na zovele jaren in dit lijf geleefd te hebben ben ik me toch een beetje aan dit spelletje gaan hechten, ik verbeeld me zelfs Yann, de figuur die ik speel te zijn. Of …eh? Hoe zitten de dingen weer in mekaar? Blijkbaar is de rook om m’n hoofd nog niet geheel verdwenen. Steeds opnieuw weer vlucht ik in mezelf voor mezelf, In welke dimensie leven we? Het leven lijkt een knoop, steeds komen we weer op hetzelfde punt uit. Vrijheid is de ketting waarmee we aan dit leven geketend zijn. Om te denken hebben we die grijze blubber in ons hoofd nodig, en al de andere machinerie in ons lijf om dat koppie aan het denken te houden. Verdomme, denken maakt leven moeilijk, zalig de armen van geest, inderdaad.
 
 
Dit is ook de eerste maal dat ‘k een paar lettertjes op deze site zet sinds m’n verhuis uit Gent. Dus eigenlijk ben ‘k dan geen Rodelijveker meer. Maar vier jaar veegt men niet zo meteen weg. Dus zal voorlopig nog wel sporen van een rodelijveker blijven dragen. Wat de toekomst van me gaat maken zullen we op z’n tijd wel zien. Een oud manneke waarschijnlijk, met steeds minder illusies.
Heb van de week de adem van de volgende winter op m’n huid gevoeld als een tedere ontmoeting, de kou was uitnodigend. Tijd om uit de bergen te komen. Wat is de volgende stap in het leven? Zullen de voorbijdrijvende wolken het me vertellen? Zal een volgende draaiïng in m’n hoofd die me naar de bewusteloosheid trekt me een visioen openbaren? Zal m’n poes ineens beginnen te praten en me vertellen wat er te gebeuren staat? Ben op alles voorbereid, katten die praten, mensen die ineens ’s nachts op m’n bed zitten, maar waarschijnlijk ben ik niet voorbereid op het moment dat ik me realiseer dat nieuwe dingen langzaam groeien en ik er allang middenin zit. Soit. Zolang dit hoesten me nog niet helemaal doodt droom ‘k maar voort over de dingen die voorbijdrijven, en laat intussen de trein des levens aan me voorbijrazen. Bang om erop te springen? Waarop? De wolken of de trein? Vóór het eind van de zomer? Of is dit een lied voor het einde van deze zomer?
 

Hangen Blijven

Dus nogmaals een verhaaltje uit de oude doos, ditmaal geschreven na alweer een zwerftocht door het zuiden van Frankrijk, in 1998.
 
HANGEN BLIJVEN
         Op m’n zwerftochten in ’t zuiden van Frankrijk ben ik vaak bijzondere mensen tegengekomen, en enkelen van hen hebben me wel heel bizarre dingen verteld. Er waren er ook die twaalf jaar in ’t vreemdelingenlegioen gezeten hadden, acht jaar in Zuid-Amerika, veertien jaar in de gevangenis en al negen jaar aan ’t zwerven in Frankrijk en Spanje. Dat terwijl ze me echt niet ouder leken dan een jaar of dertig. Zij vertelden echt wel interessante verhalen, maar die deden me niets, dat waren gewoon bluffers en verhalenvertellers. Maar sommige van die zwervers hebben me verhalen verteld die zo bizar waren dat ze niets anders dan de waarheid konden zijn. Zoals die kunstenaar die ooit als kind bij kannibalen geleefd had en ooit mensenvlees gegeten gegeten zou hebben; die man vertelde volgens mij absoluut geen leugens. Maar daar vertel ik een andere keer over.
 
         Verleden jaar kwam ik iemand tegen die beweerde ooit een succesvol zakenman geweest te zijn. Immobiliën en zulke zaken, een yuppie uit de jaren tachtig dus. Toen ik hem ontmoette leek hij wel een redelijk verzorgd persoon, maar verder zeer nerveus en volgens de huidige maatschappijnormen geestelijk niet honderd procent in orde. Maar hetgeen hij me vertelde is me wel door andere mensen bevestigd.
 
         Een jaar of twaalf geleden leefde die kerel, Philippe genaamd, in heel wat luxueusere omstandigheden. Begin van de jaren tachtig was hij met succes als advocaat afgestudeerd aan de universiteit van Montpellier, en met de centen van papa kon hij meteen een eigen praktijk annex immobilienkantoor opstarten. Gezien de ligging van Montpellier, aan de Middellandse Zee in een druk toeristisch gebied, was hij verzekerd van een succesrijke toekomst. Ambitieus als hij was, duurde het dan ook niet lang voor hij zijn eerste miljoenen verdiend had. In franse francs wel te verstaan. Op elke party van de meest welgestelden daar aan de Méditerranée was hij dan ook een graag- en veel-geziene gast, en de party’s die hij zelf gaf waren vaak belangrijke society-evenementen waarover men ’s anderendaags uitgebreid in de pers kon lezen.
 
         In dat high-society en jet-set wereldje is het ook vaak bon-ton om je gasten ten overvolle te laten genieten van alle mogelijke verboden vruchten die enkel voor veel geld te verkrijgen zijn, zoals de duurste prostituées en een overvloed aan onversneden drugs, meestal cocaïne, XTC en zuivere LSD. Die zogenaamde society-partys waren in feite meestal bacchanale orgien, die dus niet alleen in het oude Romeinse rijk voorkwamen; dat is iets van alle tijden, maar niet voor allen. Alleen decadente superrijken kunnen het zich veroorloven ongestraft deze – door de vaak door hen zelf opgestelde wetten – verboden middelen in zulke hoeveelheden aan te bieden en te gebruiken.
 
         Het was dan ook op zo’n feestje dat Philippe zich weer eens aan coke en trips te buiten was gegaan, en zich verloor in z’n zoveelste blackout die soms wel twee-, drie dagen kon duren. Zonder dan nog te spreken van z’n katers achteraf die door zijn personeelsleden gevreesd waren. Na zo’n party kon hij z’n ondergeschikten zodanig uitkafferen dat velen hun ontslag namen als ze wisten dat hij weer naar zo’n fuif geweest was, nog vóór Philippe op kantoor verscheen. De ochtend na dit ene laatste feest, althans hij was toch de mening toegedaan dat het de dag ervoor was geweest, werd Philippe wakker met een wel heel vreemd gevoel. Trouwens …. waar was hij ergens? Hij lag niet in zijn bed, en ook niet in zijn huis, dit leek hem eerder een vunzig derderangshotelkamertje. Bah! Walgend hees hij zich overeind om de schade van de vorige avond in de spiegel te gaan bekijken. Toen hij z’n gezicht in die spiegel bekeek meende hij dat hij gek werd, en werd hij ook gek. En is sinds toen ook wel gek gebleven, al gaat het sinds een jaar of twee al wel iets beter.
 
         En wat maakte nu dat die Philippe gek geworden is? Die avond, twaalf jaar geleden was die gast zo’n kraaknet verzorgde type, z’n haren werden wekelijks door de duurste kappers verzorgd, z’n kleren werden door de duurste couturiers ontworpen en gemaakt en z’n handen liet hij wekelijks manicuren. Kortom hij had het uiterlijk van een dandy, een playboy. Maar die bewuste "morgen na die laatste party" zag hij in de spiegel een totaal verwilderde, vreemde man met lange onverzorgde haren die vet en vuil waren en een grijzende baard van minstens een week oud. Het duurde een tijdje voor hij besefte naar zijn eigen – blijkbaar op één nacht twintig jaar ouder geworden – gezicht te kijken, en dat niet iemand een bizarre grap met hem uithaalde. Hij wist totaal niet meer wat er met hem aan de hand was, en is dan hysterisch brullend naar buiten gerend, de straat op. Zelfs de straat herkende hij niet, de meeste auto’s waren hem totaal vreemd. Omdat hij zo hysterisch, in z’n onderbroek en met een waanzinnige blik in z’n ogen iedereen aanklampte om hem uit te leggen wat er aan de hand was, duurde het dan ook niet lang voor een bijgroepen politiepatrouille hem van de straat plukte en hem naar de dichtstbijgelegen psychiatrische kliniek voerde. Alwaar men hem nadat hij gekalmeerd was door een paar sederende injecties, aan het verstand bracht dat het niet september negentienhonderd zevenentachtig was maar april negentienhonderd vijfennegentig!
 
         Zeven jaar bijna had Philippe’s laatste blackout geduurd. Hij is dan een jaar of twee in die instelling gebleven, een periode waarin hem druppelsgewijs herinneringen van die zeven jaar te binnen schoten. Zeven jaar gedurende welke hij zijn zaak verpatst en z’n verschillende huizen verkocht had om verder drank en drugs te kunnen kopen, zeven jaren dat hij zich verder door te stelen en te bedelen in leven wist te houden. Zeven jaren dat al z’n vrienden hem hadden laten vallen en dat hij door z’n ouders in de steek gelaten en onterfd was. Zelfs nu nog willen zijn ouders hem niet meer zien omdat ze niet willen en kunnen begrijpen dat hun zoon z’n leven zo vergooid heeft door drank en drugs. En de meeste vroegere vrienden lachen alleen nog maar smalend om hem voor zover ze zich hem nog herinneren.
 
         En nu leeft Philippe ergens in Montpellier op een heel bescheiden appartementje van een ziekte-uitkering omdat hij nooit meer bekwaam zal zijn om eender welk werk te doen. Hij loopt ganse dagen door de stad te zwerven om de enige vrienden die hij nog heeft te ontmoeten, zwervers, clochards en de vele toxicomanen die vooral op de Place du Comédie rondhangen. Maar zelf gebruikt hij geen drugs meer, daargelaten af en toe een jointje, en een fles wijn wil hij ook wel graag delen met de ene of de andere vagebond. Verder is hij altijd bereid om iedereen met raad en daad bij te staan en om zwervers en anderen te wijzen waar ze ergens te eten kunnen vinden, een plaatsje om te maffen en een plaats waar ze zich kunnen wassen. Want nu hij terug bewust leeft hecht hij wel opnieuw waarde aan z’n vroegere nette voorkomen.
 

TIJDSSPRONG 

Het overkwam een vriendin van mij, een paar maanden geleden, vlak voor de zomer van 1999. Ik zal haar in dit verhaal Vera of Veertje noemen. Op zichzelf is Veertje een alternatief, schilderachtig figuur, maar bij mijn weten gebruikt ze geen hallucinogene drugs. Af en toe een jointje, dat wel, maar dat verklaart nog niet hetgeen haar overkwam die sombere namiddag in mei.

’s Daags tevoren had ze een oude radio gevonden die ergens buitenstond om mee te geven met het groot huisvuil. Het was zo’n toestel van ergens in de jaren veertig of vijftig, groot genoeg om er een hondenhok van te maken als het moest. Afijn, als het ding niet meer speelde, kon het nog altijd dienen als voorraadkast of boekenrek. Die bewuste namiddag was ik bij haar op bezoek, en ze vroeg me om eens na te zien of die radio nog te gebruiken was. En ja, na er een nieuwe stekker aan te zetten begonnen de lampen langzaam te gloeien, destijds kon dat wel eens enkele minuten duren voor zo’n radio begon te spelen. En toen die speelde hoorden we, onderdrukt door veel ruis, een stem. Dat was wel gek, het was net een uitzending over de naoorlogse jaren, met heruitzendingen van speeches van politici uit die tijd en nostalgische muziek. Het was wel een rare ervaring, probeer je zo’n oud toestel en dan zenden ze net een programma uit uit de tijd dat die radio gefabriceerd werd. Dat leek Veertje wel een aanleiding om een fles wijn en een paar lekkere happedingen te gaan kopen in het winkeltje om de hoek, en de rest van de dag gewoon lekker lui te genieten van haar nieuwe aanwinst. Ik zou intussen een joint klaarmaken, we zouden het gezellig maken.

Op hetzelfde moment dat Vera haar voordeur opendeed om naar de winkel te gaan, kwam er een oud Renaultje door de straat geprutteld, door de kenners en liefhebbers ook wel Luisje of Wegluis genaamd, een populair autootje heel lang geleden. Ook wel toevallig, ouwe radio, oud programma, en dan dat oud autootje dat net toevallig passeerde, nostalgie te over die regenachtige dag. En, oh shit, nog geen minuut later gaf de radio de geest, piepen, kraken en een rookwolkje en toen niets meer. En de zekeringen doorgebrand. Ach wat, dan zouden we gewoon wat platen spelen die avond. Effe de rommel opruimen, zekering repareren, met een dun koperdraadje -wat eigenlijk niet mag, maar zoals men het vroeger altijd deed- Vera zou zo meteen met een fles lekkere wijn en iets te eten terugkeren.

Het duurde toch wel lang voor ze terugkwam, ik dacht dat ze misschien nog even in haar stamkroeg was binnengesprongen. Tja, dan heb ‘k maar alvast die joint opgestoken en een plaat opgezet. Maar toen m’n vriendin na anderhalf uur nog niet was teruggekeerd, besloot ik om zelf eens te gaan kijken aan dat winkeltje en in de “Maffe Professor”, de stamkroeg van haar. In de winkel hadden ze haar niet gezien, en in ’t café zat ze niet, men had haar die dag nog niet gezien. Zou ze misschien iemand tegen gekomen zijn en daarmee op de boemel zijn? Dat zou ik toch wel cru gevonden hebben, dan had ze toch wel even iets kunnen komen zeggen.

‘k Heb dan maar een briefje geschreven en op haar tafel gelegd, en ben dan naar huis gegaan, aan de andere kant van de stad, tegenover het station. En wie komt daar naar mij toegelopen? Jawel, Vera. Totaal in de war, huilend klampte ze zich aan me vast, en smeekte me om samen met haar naar haar huisje te zoeken.

Hoezo huis terugzoeken? Ze wist zelf toch wel best waar ze woonde? Maar volgens haar verwarde relaas wist ze zelfs niet meer zeker of ze wel in haar eigen stad was, alles leek zo anders zei ze. Er stonden andere gebouwen, en ze herkende geen enkele winkel. Zelfs mijn appartement kon ze niet meer terugvinden, men had haar nadat ze aan dat huis waar mijn appartement was had aangebeld, gezegd dat daar niemand woonde met mijn naam. Toen was ze het station binnengelopen, daar had men haar zo raar aangekeken dat ze gewoon terug naar buiten vluchtte en ze mij daar tegenkwam. En ja? Nu herkende ze alles weer, het stationsplein, het café waarboven ik woonde en nu viel het haar pas op dat er weer gewoon druk verkeer was.

Wat had ze eigenlijk meegemaakt? Ze snapte het eigenlijk zelf totaal niet meer. Toen ze -het leek haar een eeuwigheid geleden- haar voordeur uitstapte om naar de winkel te gaan leek alles anders zei ze. Op de hoek van haar straat aangekomen bleek dat winkeltje niet meer te bestaan, en ook de “Maffe Professor” was er niet meer. Waar gisteren nog die nieuw aangebouwde vleugel van het stadhuis stond, stonden terug die oude gebouwen van vóór vijf jaar geleden. En overal reden oude auto’s. Ook de mensen waren anders gekleed. Omdat ze echt niet meer wist wat haar overkwam, is ze toen bij haar moeder gaan aanbellen. Of toch aan het huis waarvan ze zeker wist dat haar moeder daar altijd gewoond had. Een klein meisje dat haar ergens wel bekend voorkwam deed de deur open, er waren nog andere kinderen in huis. En toen kreeg ze een schok te verduren, want ze herkende die kinderen van een oude foto uit haar moeders kinderjaren. Een vrouw, de moeder van al die kinderen in dat huis, haar grootmoeder dus!, kwam vragen wat er was. Hoe kon Veertje tegen haar zeggen dat ze de dochter was van dat kleine meisje dat de deur had opengedaan? In paniek wou ze wegrennen, maar die vrouw zag blijkbaar hoezeer ze in de war was en bood haar iets te drinken aan. Ze had aan Vera gevraagd of ze haar misschien kon helpen, en legde in een beschermend gebaar haar arm om haar schouders. Toen is Veertje even later weggerend, zonder nog te weten waar ze was. Zo kwam ze dan in de buurt van het station, waar ze dus mij ook niet vond. Tot voor even terug. En ik kan jullie verzekeren, Vera is echt niet het type om dingen te gaan verzinnen of te liegen.

Verleden week kwam ik haar nog tegen, ik ben namelijk een paar maanden op reis geweest, en ze vertelde me dat ze over dit vreemde voorval met haar moeder gesproken had. Die herinnerde zich dat er ooit een hele rare vrouw bij hun thuis had aangebeld, de laatste jaren werd ze daar vaak aan herinnerd omdat haar dochter, Vera dus, haar daar zo vaak aan deed denken. Maar vooral omdat die avond haar eigen moeder aan een hartaanval overleden was.