Category: Dromen


shuipzuiten
reizen
ruimte
tijdno time
nergens heen
overal
nooit geweest

ooit geweest
nooit gezien
gedeeld
verslonden

ogen
mond
oren
vogelgefluit

verworden
verdorven
door ’t leven gehard
uitgevlakt

nooit meer
nooit neen nooit
liefde is illusioneel
liefde is een mensenscheet

een hartstocht
uit begeerte geboren
nergens ontstaan
liefde

buitenecht’lijk kind
liefde
haat en begeerte
liefde
schuld van all’s

liefde rottigheid
liefde dikke kloten
liefde weggegooid
liefde

liefde
oorzaak van pijn
genot en vrees
reis liefde rijs

 
Zat weer in dat vreemde land, deels herinnering, deels onbekend doch steeds wederkerend. Vannacht , nie verschieten en niks raar denken, maar vannacht zat een deel van de "oude kliek" bijeen in dat -klooster-school-hotel-in-aanbouw- (iets waarover ‘k al meer dan een jaar in in den beginne dezelfde droom droom), de Groene, Jo HorsePower, de Witte (allen al enkele jaren dood), maar ook de Scheve en minder terzake doenden, herinner me niet meer of ‘k hun gezichten wel bekeken heb. Er waren zowel mannen als vrouwen aanwezig, nu nog levenden, en anderen die al aan de overzijde van de Styx zijn, doch we waren met niet zoveel. Onze dienst zat erop, we waren al maanden aan het werk, en de indeling van het gebouw was er steeds hectischer op geworden. En niks of niks werd daar ooit opgeruimd, alles was gewoon overal, andersom en omgekeerd maar vooral ontoegankelijk zonder kruipen en halsbrekende toeren. Trappen waarop je horizontaal en zelfs ondersteboven moest lopen. En ik kan je vertellen dat het niet eenvoudig is om steeds genoeg "geloof" te hebben om deze soms afgronden te overbruggen. Op sommige plaatsen vond je op het zevende verdiep – als je al een lift vond die nog werkte of erger nog, ermee ophield na het vinden ervan – gewoon een stuk ondergrondse koolmijn. Maar net zogoed kon je met de trap, op z’n Escheriaans dus. Maar net zogoed heeft dat  -klooster-school-hotel-in-aanbouw- iets Dante-achtig, iets apocalyptisch dat blijkbaar niet afgebouwd mag worden. In de diepste gedrochten van de kelders was ergens de ingang van een geheim torentkamertje, een soort haviksnest, of wat voor roofvogel dan ook die liever onder dak nestelt dan in hoge bomen of op een rotswand. Ook reuzevleermuizen, geiten, kippen en koeien … neen, geen koeien. Allée, daar kampeerden wij. Het lag er maar aan vanuit welke hoek of plek van de kamer je je omgeving bekeek, soms leek het een wachthokje op een groter stationsperron en dan weer een veilige schuilplaats in de koolmijn waar je met een hele bende bijeen tamelijk veilig zat om je post al slapend door te brengen, zonder gepakt te worden door steeds met fietsen-op-rails-onder in de kolenmijn rondrijdende chefs en ingenieurs. Wat je dan één vijfde van je dagloon kostte. En soms was het maar een spelonk in een berg, maar steeds voor zon en regen en wind beschut, en steeds door mensenhand -onze ploeg, voornoemden- gebouwd, gerestaureerd of minstens aangepast was. Die ondergrondse torenkamer dus nog steeds. Onze dienst zat er dus op, en we moesten onze ""zaal" zal ‘k hem hier maar noemen" opruimen, vermits er namiddag een nieuwe ploeg zou arriveren. De Scheve, vandaar dat die uit m’n droom is blijven hangen, had natuurlijk als éérste zijn boeltje zijn boeltje al gepakt zodat hij het laatst overgebleven blikje bier kon aanslaan, het me niettemin aanbiedend om te delen. Hij aanslaan en ik afslaan waarna hij het met groot gebaar aan de Groene aanbood, doch niemand scheen behoefte te hebben aan een slok bier en allen vertrokken naar buiten met hun rugzakken en andere rommel, de Scheve zal wel als eerste op de verzamelplaats voor de terugreis arriveren, om de vertrekuren van treinen, trammen en bussen te checken en natuurlijk om te zien of er ergens in de buurt een pintje te verschalken valt. Naar buiten, maar waar ligt buiten, dat was voor ieder van ons anders, het enige wat iedereen wist waar we ’s namiddags moesten klaarstaan met ons gepak en gezak. Met een remorque zou alles naar het vliegveld gebracht worden. Op onze kamer echter had ‘k intussen al zoveel zakken en rugzakken volgeladen, en m’n twee dekens moesten er nog bij. Maar dan blijkt dat de meesten van hen vanalles hebben laten liggen, de Groene een sjaal en een amulet of een kettinkje of zo, en nog vanalles waar hij waarde aan hechtte. Zo ook de Witte, hij had de kippeboutjes om in z’n oren en neusgaten te steken vergeten, en een schrift met allemaal gedichten???? en toen ik naar Jo z’n leger keek wist k dat m’n twee jaar geleden overleden ex-schoonvader met z’n Landrover en z’n remorque ons door de brousse naar dat intussen steeds mysterieuzer wordende vliegveld zou brengen. En was het wel een vliegveld? Intussen moest ‘k zien dat al m’n pakken en zakken beneden geraakten. Daar leek het althans het meeste op, naar beneden en vooral ver. Vijf verdiepen omlaag waarvoor ‘k soms in tunnels van puin omhoog moest kruipen, voor elke zak en voor elk pak een keer op en af die tunnel, om dan ergens midden in een jungle uit te komen. Prachtige kleurige grote vogels, konijnen en muizen ondersteboven onder het bladendek, en onder me de lucht, onmetelijk diep tot ver voorbij de sterren. Onder me, het was nu eenmaal zo en moest er maar op vertrouwen dat hoe dan ook de weg die k volgde de juiste was, en dat degene van onze ploeg die van die gang of zaal een jungle gemaakt had er toch wel een beetje aan gedacht zou hebben dat tenminste één van ons deze weg moest volgen om op de plaats van afspraak te arriveren. En hoe dan ook, we moesten gewoon dààr zijn, want m’n schoonvader kon donderen en vloeken en tieren als hij ergens ook maar langer dan een halve seconde dan nodig was moest wachten. En zeker bij vrienden en familie, het was eigenlijk ’s mans humor en vriendelijk bedoeld. Zo kroop en liep en vloog en zwom ik door tunnels, gangen, jungles en liftschachten en traphallen -soms ondersteboven of op z’n zijdelings, en via wegen die me langs de plaatsen van m’n kindertijd voerden. Maar tevens leidde m’n weg ook langs de plaatsen en de huisjes waar allen uit m’n herinneringen wonen of woonden. Woonden in m’n droom, maar als ‘k die droom morgen of over een week hervat, dan wonen ze er nog steeds, of sommigen nog niet, al staan hun huisjes er al. Affein, bijna een hele droom later ben k uiteindelijk op ons rendez-vous gearriveerd. Na matrassen, kasten, dozen, zakken, -heb niet gezien bekeken of onthouden wat  allemaal- vijf verdiepen ver -omhoog omlaag-  door wouden, steden, bergen en dorpen gesleurd te hebben, stikop, uitgeput maar toch benieuwd en vol vertrouwen in hetgeen volgen gaat. En dan om kwart voor twaalf ’s middags werd k wakker, en binnen de eerste minuut na m’n uitgeputte ontwaken rinkelde m’n telefoon een paar maal, oproep gemist van een nummer dat begint met 00220 (gambia) en  kwam Billy binnen, een Gambiaan met wie k graag over geloof en religie filosofeer. Van die gemiste oproepen krijg k nog wel af en toe, dan verwittig ‘k Bob, da’s meestal om te zeggen: ’t is lang geleje, belt’es. Maar heb al hele dag gevoel da’k deze droom moet vertellen, is er weer een uit lange serie. Ben ‘k behekst, of te blind, doof en gevoelloos om een boodschap te begrijpen? En telkens staat m’n geloof en m’n zoeken naar het begrijpen centraal. En m’n Christen-zijn maar niet kerks, religieloos in feite, in een wereld die aantoont dat ze slechts iilusionair en tijdelijk is. De korte tijd dat we hier als uniek individu op aarde leven lijkt zo kort als we het meten met iets materieels als tijd. Maar geestelijk zijn er geen grenzen, hoe kan m’n hart anders van vreugde kloppen als ‘k geesten tegenkom alswel levenden die k graag zie? Ook al is het in m’n dromen? Deze dromen willen me iets vertellen, m’n taak is nog niet ten einde. Scheld me verrot voor lafaard, dan ontploft misschien eindelijk dat bommeke onder m’n gat en wil’k persé bewijzen da’k niet zozeer laf dan bang ben, en angst is nooit ergens voor nodig. Ook al voel ‘k me soms vaak, soms te vaak en in feite onnodig niet goed in Gent, ik zal daar ginds in Afrika niet doodgaan van heimwee. Eigenlijk. Hier ben ‘k onnuttig en onnodig. Zo voel k me toch op tijdstippen op dat materiële lijntje des tijds.
Heb je ooit gehoord van Mouriden? En van Touba in Senegal? en van http://www.bambafall.nl/CheikhIbraFall/default.htm ? En als k zo Bobby vaak en de laatste tijd meer Billy hoor praten en weet dat zij en vele afrikanen het ecologisch belang boven het economisch achten, zolang hun wereld nog niet helemáál besmet is met geld en machtshonger , als ik dan naar hen luister dan vraag k me af, zou het niet beter zijn als Afrika z’n missionarissen eens naar ons stuurden? Maar wellicht vraag ‘k me dat af omda’k nu eenmaal een man ben en daarom de wereld niet in de eerste plaats vanuit vrouwelijk perspectief zie. Daarvoor zie ‘k te weinig afrikaanse vrouwen, en de enige met wie ‘k ooit mooie gesprekken gehad heb …. Ach, maar ‘k zie mezelf wel in Afrika, de vorige keer voelde het ook aan als thuiskomen. Maar’k bedoel, kan ‘k ’t nog aan om in de fiftys te leven? Vertel me iets moois over afrika, vertel me hoe de bloemen er nu bloeien, hoe je er ’s nachts bijna het knipperen van sommige sterren kan horen.